In december beval Israël de inwoners van het Palestijnse dorp Abu Nuwar om hun eigen school af te breken. Dat deden ze niet. Dus braken de Israëli’s hem af, voor de vijfde keer in twee jaar.
Palestijnse leerlingen op de puinhopen van hun schoolgebouw.WAFA Images / Tamer Bana
In de vroege ochtend van zondag 4 februari hebben Israëlische politie-eenheden in de Palestijnse bedoeïenengemeenschap Abu Nuwar een schoolgebouw gesloopt. Het met EU-gelden gerealiseerde gebouw opende zijn deuren in september 2017 en bood onderdak aan 25 tot dertig Palestijnse leerlingen.
Vijfde sloop in twee jaar
De sloop komt niet uit de lucht vallen. Op 13 december troffen de dorpelingen in een van de klassen een Israëlisch sloopbevel aan: zij kregen 72 uur om hun eigen school af te breken. Alternatief was dat Israël dat zou doen en hen daarvoor de rekening zou presenteren. In oktober werden de deuren van het gebouw al eens door Israëlische troepen in beslag genomen in een poging het lesgeven onmogelijk te maken.
Volgens het Palestijnse persbureau Wafa is dit de vijfde maal dat de dorpsschool door Israël is afgebroken. Volgens een woordvoerder van de Verenigde Naties (VN) is het de zesde keer sinds februari 2016. Steeds werd de school met hulp van lokale NGO’s en financiële steun van de EU weer opgebouwd. De woordvoerder van de EU in Jeruzalem benadrukte zondag dat Israël keer op keer is gewaarschuwd geen EU-projecten meer te slopen. Naar verluidt eist de EU dat Israël de school herbouwt. Tot dat moment krijgen de kinderen les in een kapperszaak en een guesthouse.
In augustus 2017 werd in Abu Nuwar een aantal zonnepanelen in beslag genomen, die werden gebruikt om twee lokale schooltjes van elektriciteit te voorzien. De Israëlische autoriteiten bestempelden ze echter als ‘illegale bouwsels’ waarvoor ‘geen vergunning was afgegeven’. Hetzelfde argument wordt nu gebruikt om de sloop van de school te wettigen. Dergelijke vergunningen worden door Israël vrijwel nooit verleend; zelfs het verharden van de weg naar Abu Nuwar ten behoeve van de schoolbus werd verboden.
Doel: verdrijving van de bevolking
Palestijnse kinderen krijgen les in de open lucht nadat hun school door Israël is afgebroken.
Het dorp Abu Nuwar ligt op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever in de zogenoemde E1-corridor (East One), ingeklemd tussen Oost-Jeruzalem en de illegale Israëlische kolonie Ma’ale Adumim. Het gebied wordt grotendeels bewoond door bedoeïenen die in 1948 uit hun woonplaatsen in Israël werden verdreven.
Israël tracht de bewoners van E1 te verwijderen om Jeruzalem door een ‘ring van nederzettingen’ te kunnen afsluiten van de Westoever, die daardoor bovendien in tweeën wordt gesplitst. In een persbericht omschrijft de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem de Israëlische politiek als volgt:
The demolition of educational buildings is one of the means Israel uses in its attempt to expel Palestinian communities from their homes, so that it can concentrate the residents in enclaves and use the territory for its own needs.
In totaal staan 45 Palestijnse scholen op de Westoever op de nominatie om gesloopt te worden, waaronder acht in Oost-Jeruzalem. In Haaretz (€) beschrijft Amira Hass de dreigende sloop van de school in Al-Muntar, een dorp ten zuidoosten van Abu Nuwar, onder de kop School Could Be Out Forever for These Bedouin Kids in the West Bank. Ook in Al-Muntar geldt dat wie prijs stelt op onderwijs de regio dient te verlaten.
Bedreigde gemeenschappen
De woordvoerder van de VN, Roberto Valent, noemde Abu Nuwar exemplarisch voor veel andere kwetsbare Palestijnse gemeenschappen die blootstaan aan mensenrechtenschendingen en mogelijke verdrijving:
A combination of Israeli policies and practices – including demolitions and restricted access to basic services, such as education – have created a coercive environment that violates the human rights of residents and generates a risk of forcible transfer.
Voorbeelden van andere bedreigde gemeenschappen zijn Khan al-Ahmar, gelegen in het E1-gebied, en Susiya, gelegen in de South Hebron Hills. De inwoners van beide dorpen kregen in augustus 2017 te horen dat hun dorpen zullen worden gesloopt en ontruimd. In november overkwam de bewoners van de dorpen ‘Ayn al-Hilwah en Umm al-Jamal in de Jordaanvallei hetzelfde. In de bedoeïenengemeenschap Jabal al-Baba, ook gelegen in E1, werd in augustus 2017 de kleuterschool met bulldozers verwoest nadat de inventaris in beslag was genomen.
Ook Nederland kreeg met de Israëlische slooppraktijken te maken. In juni 2017 werden in het op de Westelijke Jordaanoever gelegen dorp Jubbah al-Dhib 96 door Nederland betaalde zonnepanelen door Israël geconfisqueerd. Na felle protesten bleek Israël bereid die bij hoge uitzondering te retourneren. Daarmee was het leed voor de dorpelingen niet geleden: eind augustus werd het dorp beroofd van een compleet schoolgebouw, waar tachtig Palestijnse kinderen les kregen.
Dagelijkse praktijk
Het slopen van Palestijnse gebouwen en het vernietigen van onder meer olijfbomen – de teller staat ruim boven het miljoen – is een dagelijkse praktijk. Enkele dagen geleden beschreven wij de sloop van twee appartementencomplexen, vijftien schuren, werkplaatsen en winkels op 29 en 30 januari. Die sloop vond plaats in Palestijnse dorpen die grenzen aan Jeruzalem. Ook hier wordt door Israël de verdrijving van de lokale bevolking nagestreefd.
Overigens beperkt de verdrijving van Palestijnen zich niet tot bezet Palestina. Ook in Israël staan Palestijnse gemeenschappen bloot aan destructie en verdrijving, onder meer in de Naqab-woestijn (Negev). Daar werd het dorp Al-Araqib inmiddels meer dan 120 keer gesloopt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.